Heropening

‘Ik viel met mijn kont in de boter’

Artikel uit BN/DeStem van 15-05-2003

Donderdag 15 mei 2003 – Dierenpension Hoevekestijn uit Wouwse Plantage speelt in op de toename van reislustige diereneigenaren. Arian Tak (33) wil de levende have van goede tijdelijke huisvesting voorzien en heeft daarin fors geïnvesteerd. Van 54 naar honderd hokken gaat het zaterdag. En hij kan ervan leven, zegt hij. Zakelijk bekeken is hem echter zoveel wel duidelijk: “Zonder een lieve oma, een doortastende moeder en de hulp, heel veel hulp, van familie, had dierenpension Hoevekestijn in de nieuwe opzet niet bestaan.”

Tak: “We hebben alles in eigen beheer gebouwd. Onze familie helpt elkaar waar het kan en omdat er metselaars, timmerlieden en heel handige mensen bijzitten, heb ik dit pension kunnen realiseren. Als ik het had moeten laten bouwen dan was ik misschien wel een miljoen gulden kwijt geweest. Dat had ik niet. Van de bank kreeg ik het niet omdat de toekomst te onzeker was. Ik ben met mijn kont in de boter gevallen.”

Maaskant
Zaterdag opent Robert Maaskant, trainer van RBC, het complex. “Maaskant heeft hier zelf een hond te logeren gehad”, verklaart Tak de relatie.
Dertien jaar geleden begon hij met het dierenpension aan de Julianaweg. Toen eigendom van de familie Mies. Tak is aangetrouwd. Opa Mies, eigenaar van de grond en de opstallen, overleed. Oma, moeder van veertien kinderen, kon de boerderij niet voortzetten. “Er was geen opvolger. De kinderen hebben zelf andere bedrijven opgericht. Kassenbouw en fruitteelt”, geeft Tak als voorbeeld.
Niemand in de familie vond het vreemd dat Arian uiteindelijk op de boerderij terechtkwam. “Toen ik vijftien was, wist ik al dat ik dierenpensionhouder wilde worden”, herinnert Tak zich. “Ik ben met honden grootgebracht. We fokten Duitse herders. We verkochten honden en sommigen kwamen hier logeren als de eigenaar met vakantie ging.” Eerst deed hij het pension ‘erbij’. Vers van de Lagere Agrarische School kwam Tak eerst bij een uitzendbureau terecht. Hij onderhield plantsoenen. Was een jaar grafdelver en bouwde vervolgens een reputatie op als ‘greenkeper’, de man die zorgt voor het groen op een golfbaan.

Dagtaak
De reputatie en omzet van het dierenpension groeiden weliswaar mee, maar was onvoldoende voor een volledige dagtaak. Tot Tak in mei 2000 constateerde dat hij door gebrek aan pensionruimte wel erg veel ‘nee’ moest verkopen. “Ik ben aan het rekenen gegaan en met de uitbreiding erbij kan mijn gezin nu van de opbrengst van het dierenpension leven.”
Intussen heeft Tak 2500 klanten en komen zijn logés zelfs uit Deventer, Emmen en Antwerpen. “Door mond-tot-mondreclame”, vermoedt hij de relatief verre belangstelling.
Dat betekent dat van de twaalf maanden per jaar de meeste hokken tenminste zeven maanden bezet met honden, katten, papegaaien, konijnen en kanaries. Die krijgen een onderkomen waar de meeste dieren slechts van kunnen dromen. Vloerverwarming, automatische ventilatie, ruime hokken en speelweitjes.
Een beetje hond zal bij binnenkomst met enige jaloezie de eigen behuizing bekijken en het gevoel krijgen: ‘Hier wil ik niet meer weg.’
Tak lacht. “Toch openen we ruim twee jaar later dan was gepland. Ik moest bij de gemeente Roosendaal eerst de noodzaak van een dierenpension aantonen. Dat kon met gemak op basis van de cijfers van branchevereniging Dibevo. Vervolgens werden de tekeningen afgekeurd. De gemeente vond dat de honden te veel geluid vanaf de straat zouden horen. Daardoor geprikkeld zouden raken en gingen blaffen. Het gebouw staat nu verder van de straat en is geïsoleerd.” Andere milieuverordeningen blijven problemen veroorzaken. “In de vergunning staat dat ik een keer per dag alle uitwerpselen moet opruimen die op het veld liggen. Dat is onbegonnen werk. De natuur doet zijn werk.”