Artikel uit BN/DeStem van 12-05-2004
Door: Rens Elst
Woensdag 12 mei 2004 – WOUWSE PLANTAGE – Het geblaf is oorverdovend in hondenpension Hoevekestijn in Wouwse Plantage. De honden zijn van slag door zoveel bezoek. Meer dan dertig pensionhouders uit heel Nederland bezochten gisteren het “modelpension” aan de Julianaweg.
“Ja, een modelpension is Hoevekestijn wel”, zegt Joost de Jongh, voorzitter van de Dibevo, de belangenorganisatie van dierenwinkels, diervoederfabrikanten en dierverzorgende bedrijven zoals pensions.
“Regelmatig laten we pensionhouders bij elkaar in de keuken kijken. Kunnen ze van elkaar leren en ideeën opdoen voor hun eigen bedrijf. Hoevekestijn is begin dit jaar erkend door de Stichting Dierbaar, ook een initiatief van Dibevo. Dierbaar deelt keurmerken uit aan dierenpensions die boven de eisen van de Dibevo uitsteken. Al onze aangesloten pensions zijn goed. Dat is gewoon zo, anders kunnen ze geen lid zijn. De erkende pensions hebben wat extra’s.”
Speelveldje
Arian Tak, eigenaar van Hoevekestijn, is er stil van. Wat hij voor extra’s te bieden heeft? “Tja, de honden en katten hebben hier de ruimte. We hebben plaats voor 120 honden. Ze hebben allemaal hun eigen speelveldje.”
Zijn ouders hadden al een kennel aan de Julianaweg. “Voor twaalf honden. Ik ben er mee opgegroeid. Sinds vijftien jaar verdien ik er de kost mee. Mijn vrouw was bejaardenverzorgster en is gek van honden. Nou ja, bejaarden of honden, qua verzorging maakt dat niet veel uit, ze verdienen allebei het beste”, lacht Tak.
In zijn dierenhotel, zoals De Jongh het pension omschrijft, blijven de honden gemiddeld twee weken. Daarnaast is er nog plaats voor zo’n 20 tot 25 katten, een paar konijnen en wat papegaaien. “Honden maken tegenwoordig deel uit van het gezin. Ze worden gehumaniseerd. Als de baas op vakantie gaat, zoekt hij een goed hotel voor zichzelf en voor zijn hond. Wij geven mensen altijd het advies om eerst te kijken in een pension. Als dat niet mag of als het een rommeltje is, ga dan gauw weg.”
Arian Tak leidt zijn gasten rond langs de nieuwe hokken, de verbouwde stal waar ooit varkens, kippen, auto’s en nu honden een tijdelijk verblijf hebben. De honden blaffen. De pensionhouders zijn stil. Muisstil. Pensionhouder J. Puijk uit Houten kijkt zijn ogen uit. “Het is groot hier. Veel ruimte. Ik heb het pension van mijn vader overgenomen. Ik hoop dat mijn zoon ermee verder gaat. Het zijn vaak familiebedrijven. Je moet gek van dieren zijn om er de hele dag mee om te gaan.”
Pantertemmer
Els de Kok uit Landgraaf begon 28 jaar geleden in Limburg dierenhotel Abdissenbos. “Omdat er geen pensions waren waar ik mijn hond naar toe zou brengen. Toen ben ik er zelf maar een begonnen.” Haar liefde voor dieren erfde ze van haar opa. “Sjonnie de Kok. Hij was pantertemmer. De enige in heel Nederland. Hij hield van die beesten. Wat dat betreft valt de appel niet ver van de boom.” De Jongh promoot de aangesloten pensions de hemel in. Liefdevolle en vakkundige verzorging. Daar kunnen de honden op rekenen. “Meer hoeft ook niet. We zullen hier niet van die Amerikaanse toestanden krijgen dat dieren in pensions worden behandeld als mensen. Dat past niet bij onze cultuur. Aan de andere kant waken we er ook voor dat de overheid toezicht houdt op het dierenwelzijn. De poging van minister Veerman om het honden- en kattenbesluit los te laten en daarmee ook de controle op fokkers en pensions te laten vallen, konden we gelukkig tegenhouden. Dat zou pas echt erg zijn geweest.”